De wet van behoud van gedoe

“The best available theory will work less well than more modest incremental comparisons.”

 Charles Lindblom, The science of ‘muddling through’ (1959)

Vlak na de zomer van 2021 dalen we van  zolderkamer naar beneden. We vinden onze weg naar kantoren waar het management tijdens de crisis besloten had het leasecontract op de stoelen op te zeggen. Hurktafels of thuiswerken op stoelen die in bruikleen waren gegeven. Inmiddels heb ik de weg naar boven weer gevonden. De avondlockdown, boosters, een omikron dreiging vragen een opnieuw waardering van de thuiswerkplek. Modellen met grote onzekerheden onderbouwen doortastende beslissingen. Iedere week zien we dat kleine beslissingen onvoorziene consequenties hebben. De oplossing van de onvoorziene consequenties leidt weer tot nieuwe vraagstukken. Bedrijven die in de lockdown de leasecontracten voor hun meubilair opzegden, zien dat het nieuwe leasecontract tegen een hogere prijs gaat en vanwege algemene problemen in logistieke ketens stoelen beperkt leverbaar zijn: kortom gedoe. De compensatieregelingen voor burgers die slachtoffer zijn geworden van gaswinning of van falend beleid, veroorzaken weer hun eigen problemen in de afwikkeling. En de gecompenseerden blijken weer deels diegenen te zijn waardoor in oorsprong de strenge regels en het strenge toezicht gekomen zijn: gedoe.

Gedoe vinden we op allerlei niveau’s, soms in de vorm van klein leed, soms met meer serieuze gevolgen. Het gedoe heeft vaak een groot intermenselijk karakter. Zeven maanden kabinetsformatie en we zijn terug waar we vorige keer zijn opgehouden. Ondertussen is elke mogelijke constructie langs geweest, heeft iedereen wel weer een keer de maat genomen. En de grote problemen zijn verschijnen in rapporten, in beleidsvisies, in de media. Een half jaar later formeren leidt echt niet tot een extra opwarming van de aarde of het eerder compenseren van burgers die onheus zijn bejegend.

Al meer dan 10 jaar gedoe

Kijken we naar serieuze vraagstukken waar het bijvoorbeeld gaat om de kwaliteit van zorg en de noodzaak tot gegevensuitwisseling zien we sinds 2011 ook een opeenstapeling van divergerende bewegingen. Een rondedans om een centraal punt waarbij de spelers maar moeizaam in de maat kunnen komen. In 2011 kwam er een einde aan een groot initiatief van de overheid: het landelijk EPD dat gegevensuitwisseling in de zorg moest faciliteren kwam in de Eerste Kamer tot stilstand. Omwille van privacy reden werd het wetsvoorstel verworpen. Direct betrokkenen noemde het mislukken van het landelijke EPD later een briljante mislukking. Het landelijke EPD heeft van begin af aan te maken gehad met een naamgeving die op het verkeerde been zette. Interessant is natuurlijk dat we een decennium later ons nauwelijks druk maken om opslag van patiënteigen gegevens. De vaccinatieregistratie is daar een mooi voorbeeld van.

Maar in 2011 kreeg VWS te verstaan dat zij zich moest onthouden van bemoeienis met uitwisseling van gegevens. Het was aan de markt, aan het zorgveld om ervoor te zorgen dat gegevensuitwisseling in de zorg haar plek zou krijgen. Het convergerend punt was het realiseren van interoperabiliteit. In 2014 gaat met het Informatieberaad een bestuurlijk gremium van start om vertegenwoordigers van zorgpartijen een tafel te geven waarover interoperabiliteit gezamenlijke afspraken kunnen worden gemaakt.

Interoperabiliteit maakte als term plaats voor het realiseren van een duurzaam informatiestelsel. Inzet op standaardisatie en ontwikkeling van persoonlijke gezondheidsomgevingen worden belangrijke thema’s. De overheid initieerde subsidieregeling waarbij ziekenhuizen portalen kunnen ontwikkelen voor hun patiëntgegevens. VIPP 1 gericht op ziekenhuizen kreeg een opvolger met VIPP 2. Elke sector claimde haar eigen VIPP regeling met namen als Inzicht, Open en Babyconnect. De VIPP regelingen hoe goed bedoeld hadden het effect dat sectorale aanpakken werden versterkt. En de hypotheek op interoperabiliteit is vergroot.

En als het stelsel vastloopt

In 2018 sloeg de teneur om. Ondanks afspraken over standaarden, ondanks heel veel inspanningen komt de zorg en de markt niet veel verder. Sterker nog bij de ziekenhuizen zijn langzamerhand maar twee spelers dominant geworden in de EPD markt. Standaard oplossingen krijgen een hoog maatwerkgehalte en uitwisseling tussen twee gelijksoortige EPD problemen blijkt problematisch. En de persoonlijke gezondheidsomgevingen nemen niet de vlucht die de overheid had bedacht.

De instrumenten waarmee de overheid probeerde de gegevensuitwisseling te stimuleren – veel koffie schenken en financiële middelen ter beschikking stellen blijken onvoldoende hun werking te hebben -.  De roep om een overheid die regie moet nemen, komt terug. Ingezonden brieven van koepelorganisaties maakten het punt stellig.

Maar wat als een ministerie jaren lang zich heeft onthouden van het nemen van regie, wat vraag je dan van een overheid. De respons is dan bijna voor de hand liggend. Als meer geld een beperkte optie is en koffie drinken niet voldoende garanties biedt voor een vaste koers, dan ligt wetgeving voor de hand. De focus verplaatste zich van gegevensuitwisseling van professional naar patiënt (VIPP), van persoonlijke gezondheidsomgevingen naar gegevensuitwisseling tussen zorgprofessionals. De eerste stappen naar wetgeving op het vlak van elektronische gegevensuitwisseling was geboren.

Maar wetgevingstrajecten vragen geduld. En geduld is niet de reden om de overheid te vragen regie te nemen. En wetgeving op het vlak van gegevensuitwisseling is nieuw, en waar moet je die wetgeving dan precies op richten. Nu het het zorgveld duidelijk wordt dat wetgeving een weg van de lange adem is, ontstaat een nieuw verlangen. De vele miljoenen euro’s die zijn geïnvesteerd in vaak 1 op n gegevensuitwisseling (patiënt portalen) renderen onvoldoende en dragen ook maar beperkt bij aan hogere doelen. Niet de wetgeving maar de ontwikkeling van infrastructuur en gemeenschappelijke voorzieningen moeten volgens een belangrijke stakeholder een snelweg creëren voor elektronische gegevensuitwisseling in de zorg. Langs een parallel spoor wordt de overheid opnieuw opgeroepen regie te nemen maar dan op een aanpak die niet geheel in lijn is met wat vanuit WEGIZ is bedacht. Kortom behoud van gedoe.

Regie als reflectie

In de laatste anderhalf jaar heeft de overheid geleerd wat het betekent om regie te nemen. De bestrijding van COVID 19 bood een noodgedwongen speelveld waarin de overheid, en dan met name het ministerie van VWS, regie naar zich toetrok. En dan op een breed terrein met maatregelen die burgers onder druk van een bezwijkende zorg grote concessies lieten doen. De calvinistische genen bleken ondanks zes decennia ontkerkelijking niet uitgewerkt. De reflex om in tijd van crisis naar boven te kijken en te vragen om sterk leiderschap nemen de aangesproken personen dan vaak ook letterlijk. Regie op de inkoop van beademingsapparatuur, regie op de aankoop van beschermende middelen, regie op instanties die moeten vaccineren, regie op app ontwikkeling. De lijst is willekeurig en veel langer dan dat. Maar regie betekende hier voor de overheid ook een veelheid van spoedwetgeving om bepaald gedrag af te dingen

Bij een evidente crisis zoals een pandemie of een overstroming is de roep begrijpelijk: bij een sluimerende de vraag zoals elektronische gegevensuitwisseling in de zorg duidt de roep om regie een signaal eerder op het falen van een systeem. Het netwerk waarin allerlei publieke en private partijen opereren delen in abstracte termen een gemeenschappelijk belang, maar zijn ondertussen gevangen in tal van beslissingen die het verleden hebben plaatsgevonden: beroepsgroepen die hun eigen taal hanteren, die hun eigen technische oplossingen hebben en waar sectorale standaardisatie een drempel vormt voor interoperabiliteit. Wat gaat regie hierin bewerkstelligen? Is dat het afdwingen van eenheid van taal en techniek zoals de minister van VWS de Tweede Kamer voorhoudt. Regie in een mankerend systeem is een reflectie die slechts een garantie biedt voor behoud van gedoe.

Maar wat dan wel?

Een van de eerste automatiseringsoperaties van Nederland was de automatisering van de Postcheque en Girodienst. We gaan dan zestig jaar terug in het verleden van de automatisering. Het was een in voor die tijd uiterst innovatief traject waarbij gelijktijdig werd gewerkt aan een organisatorische en technologische verandering. Het veranderproces was geïnspireerd door ideeën over synergetisch produceren. Kenmerkend voor de aanpak was dat een paar onderliggende principes de automatisering begeleidden. Die principes waren sterk verankerd in de cultuur van de organisatie. Voorwaarts maar behoedzaam. Eén van de principes was dat het nieuwe de vijand was van het goede. Een tweede principe was dat automatisering stap voor stap moet gebeuren. Veel mislukte automatiseringsprojecten zijn voorbij gegaan aan deze simpele principes. Het samenspel van organisatie, cultuur en technologie is vaak een makke.

De digitale transformatie waar de zorg in de breedte voor staat vraagt van de zorgsector niet dat zij zich wentelt in het verleggen van het regievraagstuk. De winst van de Coronacrisis is niet dat we moet geloven in een bazige overheid die door middel van met retoriek omkleedde spoedwetgeving komt om gedrag te effectueren, maar dat het toont waar samenwerking toe kan leiden. De voortgang op het vlak van digitale transformatie kwam voort uit een enorme bereidheid over eigen belangen heen te stappen en samenwerking te zoeken. Deze samenwerking kwam voort uit een gemeenschappelijk doel. Hierin zit een tweede set van principes die zoals eerder betoogd veel dichter tegen die van de complexiteittheorie liggen. Eerder heb ik daar de analogie van de zwermtheorie geïntroduceerd.

Het zelforganiserend vermogen van een vlucht spreeuwen berust op drie principes:

  • Iedere spreeuw probeert dichter bij het middelpunt van de groep spreeuwen in zijn directe omgeving te komen.
  • Iedere spreeuw probeert een kort mogelijke afstand tot de spreeuwen in zijn directe omgeving te bewaren.
  • Iedere spreeuw probeert zijn snelheid gelijk op te laten lopen met de die van spreeuwen in zijn directe omgeving

Systeemfalen los je niet op door wetgeving en centrale regie, maar los je op door binnen het systeem actoren in hun rol te laten acteren. Daarbij kan je roepen om versnelling maar als je geen rekenschap geeft aan diversiteit, aan de historische ballast dan loopt elke poging tot versnelling spaak. Het blijft gedoe.

Naar analogie van de lessen van automatisering, vanuit digitale transformatie en de metaforische zwermtheorie zijn er drie principes die het gedoe binnen kaders kan houden

  • We moeten vertragen om te kunnen versnellen: focus daarbij op wat vandaag mogelijk is en niet op wat morgen moet kunnen;
  • De wil tot samenwerking is de sleutel: zet in waarop energie zit. Zoals iedere spreeuw zeven vogels in directe omgeving  in beeld heeft richt ook zo je samenwerking en zorg voor gelijktijdig oplopen;
  • Ga niet voor een lijst van tien doelen of tien knelpunten. Breng focus aan op daar waar het in gegevensuitwisseling het meest knelt. Laat liever drie zaken succesvol zijn dan de duizend bloemen die het zorgveld nu typeert.

De drie principes zijn geen garantie voor succes. Gedoe – ‘the science of muddling through – past bij onze eigen overschatting van onze rationaliteit: “Limits on human intellectual capacities … set definite limits to man’s capacity to be comprehensive.” ‘(Lindberg, 1959). De ruis die we continue met elkaar produceren in onze menselijke interacties is een ook een van de historische constantes. En deze ruis is de laatste decennia alleen maar exponentieel gegroeid. En een garantie voor een behoud van gedoe.

Als technologie in verkeerde handen valt

Man is a rational animal. So at least I have been told. Throughout a long life I have search filigently for evidence in favor of this statement. So far, I have not the good fortune to come across it.

  • Bertrand Russel –  (uit Stephan Pinker, Rationality)

Onlangs zag ik met mijn gezin de laatste Bond, No time to die. Het is een klassieke Bond met achtervolgingsscenes, een getraumatiseerde slechterik en een 007 die zich inzet voor het redden van de wereld. Onderdeel van het plan om de wereld te vernietigen was de verspreiding van een stof waarmee nanobots via de huid mensen zouden besmetten. En daarmee een aanzienlijke reductie van de populatie zou bewerkstelligen. Geen onbekend thema in deze tijden. De fictieve wereld van de film is altijd een reflectie van wat er in de maatschappij gebeurt of staat gebeuren. De mens heeft een bijzondere verhouding tot technologie. Het vooruitgangsdenken leidt ertoe dat we een enorm vertrouwen hebben in de oplossingen die technologische vooruitgang ons bieden. En tegelijkertijd is technologische vooruitgang vaak de Nemesis waartegen we ons weer met nieuwe technologische vooruitgang teweer moeten stellen.

Is technologische ontwikkeling autonoom?

Dat technologie niet autonoom is hebben al veel filosofen en technologiewetenschappers aangetoond. Zelf ben ik ooit geschoold in sociaal constructivistisch denken van Wiebe Bijker. Dat denken heeft weer raakvlakken met de theorieën en opvatting van Bruno Latour. Wetenschappers, onderzoekers, uitvinders, organisaties werken in allerlei zichtbare en deels onzichtbare netwerken aan technologische ontwikkelingen, in het gebruik wordt technologie gedefinieerd en de herdefinitie leidt vaak weer tot nieuw gebruik. Discussie over maatschappelijk verantwoorde toepassing van technologie is geen nieuw thema; of nu gaat om medische technologie, DNA gerelateerde toepassingen, kernenergie, kunstmatige intelligentie of robotisering. Er is geen terrein waar de dialoog over het effect pas ontstaat als de toepassing daar is. En vervolgens de roep om regulering ontstaat.

Neem bijvoorbeeld robotica. Deze technologie vindt al in veel domeinen een toepassing. Veel industriële productie is zonder de toepassing van robotica ondenkbaar. We hebben een lange weg afgelegd sinds het productiesysteem van Henry Ford. Neem bijvoorbeeld de toepassing robottechnologie in de medische wetenschap die specialisten in staat stelt met een grotere precisie hun werk uit te voeren. Maar neem ook de technologie van robotsoldaten of autonome wapensystemen. Deze worden ontwikkeld in verschillende land met als doel de veiligheid en effectiviteit van het leger te vergroten. De technologie beweegt zich langs een dunne lijn van waar menselijk ingrepen gewenst of waar een systeem daadwerkelijk autonoom. En waarbij de vraag naar voren komt of internationale afspraken nog wel helpen deze technologie te beteugelen: foutje, bedankt.

In veel verschillende domeinen zien we dat wanneer een technologie er eenmaal is de menselijke creativiteit ertoe zal leiden dat er toepassingen ontstaan die mensen helpen (nucleaire geneeskunde) of de samenleving bedreigen (nucleair wapenarsenaal). En dat aanwezigheid leidt tot gebruik, en dat verkenning van mogelijkheden leidt tot toepassing. Denk aan het voorbeeld van de Chinese arts.  De bewerking van DNA die He Jiangku toepaste waarmee hij immuniteit tegen het AIDS virus creëerde riep een golf van verontwaardiging op. Maar als we nog een aantal jaren aanmodderen met Corona-achtige virussen wie zegt dat niet een minister van volksgezondheid hierin niet een killer applicatie ziet om onze vrijheid terug te geven. Of denk aan de wereldwijde onderzoeken die moeten leiden tot bescherming tegen virussen die nog tot ontwikkeling moeten komen. De vooruitgang die we in het éne centennium prijzen, is de technologie die we in volgend centennium verguizen. Of juist aanmoedigen. Een auto voor iedereen bood de weg naar vrije mobiliteit. Over een aantal jaar hebben we naast vliegschaamte ook wellicht autoschaamte. Zo was IVF eind jaren zeventig omstreden en is het nu algemeen maatschappelijk geaccepteerd.

In deze wereld die zo volatiel is, die door onderlinge verwevenheid vaak zo chaotisch is, kunnen we niet voorkomen dat technologie zich in allerlei gedaantes door ontwikkelt. In wat voor sommige een dystopische wereld is de nieuwe natuur ook een technologische natuur waarin we kunstvlees als normaal accepteren. In plaats van methaan producerende koeien in de wei, betrekken we ons vlees van fabrieken. De initiatieven voor kweekvlees zijn alom. We zien het ook in de medische technologie. Dat wat medisch kan – recent een kunsthart – leidt dikwijls tot wat medisch moet.

Surveillance als voorbeeld

De toepassing van technologie waarmee overheidsinstellingen in staat zijn surveillance toe te passen is bij uitstek een voorbeeld van het langzaam opschuiven van grenzen. Het zijn misschien de milde vormen van surveillance wanneer we het afzetten tegen andere vormen die zich aan de wereld opdringen. De staatsgedreven vormen van surveillance zoals in China gemeengoed aan het worden is waar de burger via een sociaal krediet systeem plus- en minpunten kan verdienen om te bewijzen dat er sprake is van goed burgerschap. Punten voor burenhulp en straat vegen, strafpunt voor burenruzie of afval op straat laten.

Veel kranten schetsen een beeld van surveillance die verder gaat dan camera’s die op straathoeken hangen, toepassing van AI, gezichtsherkenning en voor sommige groepen aangevuld met biometrische gegevens. Dit is een vorm van surveillance die mogelijk past in de traditie van China, maar waarbij wij de wenkbrauwen fronsen. Voor een deel van de bevolking lijkt het overigens minder een vraagstuk: zolang hierdoor veiligheid en stabiliteit ontstaat en de invloed op het dagelijkse leven beperkt is, is er voor veel Chinezen weinig aan de hand.

Maar er is een andere vorm van surveillance die stapsgewijs als een onzichtbaar virus onze samenleving binnendringt die we kritisch zouden moeten beoordelen. Alles wat wordt vastgelegd kan worden gebruikt. De geolocatie op je mobiele telefoon geeft de overheid informatie over verkeerstromen en mobiliteit, camera’s onderweg geven een indicatie over ons rijgedrag, het rioolwater onderzoek geeft indicatie waar wordt gesnoven of waar het Corona-virus oplaait. En als we op straat mogen rondlopen, monitoren camera’s onze aanwezigheid in de winkelstraat. Via onze smartphones is vast te stellen wanneer we waar waren.

Om fraude tegen te gaan, om onze veiligheid te vergroten, om terrorisme te bestrijden en om een pandemie de kop in te drukken verzamelen we steeds meer data, combineren we data, laten we algoritmes op data los om nieuwe inzichten te verwerven. En raken we steeds meer verweven in het web waarbij we vertrouwen moeten hebben in een overheid die zelf geen zicht meer lijkt te hebben op de algoritmen die worden gebruikt. Surveillance door overheid en surveillance capitalism waarbij de overheid juist wordt ondergraven, zijn twee kanten van een zelfde medaille. En veranderen bijna ongemerkt de samenleving die we kennen.

De verandering gaat stapsgewijs

Want zoals de samenleving permuteert, permuteert ook technologie, en zoals technologie permuteert, permuteert ook de samenleving. In een  continue dans met soms verstrekkende gevolgen. Het is als met de klimaatcrisis waar al meer dan vijftig jaar waarschuwingen over worden uitgesproken. Ik herinner me nog een gesprek vriendjes op het grasveld voor onze woning waarbij ik aankondigde vanwege de luchtvervuiling nooit een auto te zullen kopen. Dit was begin jaren zeventig. Deze belofte heb ik niet gehouden. De belofte nooit te gaan roken vanwege het schadelijk karakter rond diezelfde tijd heb ik wel gehouden. We weten als mensheid vaak allang waar schade individueel en maatschappelijk ontstaat, maar gedrag verandert in kleine stappen. En we zijn opgeteld blind voor het totaal van de individuele gedragingen. Natuurlijk maakt het geen enkele yota verschil of ik individueel elektrisch ga rijden (als dat al helpt) of de verwarming twee graden lager zet. In collectiviteit gedragen we ons als lemmingen. We weten het wel maar laat eerst Tata Steel groener produceren voordat we zelf in beweging komen.

En zo kunnen we ook tegen alledaagse toepassingen kijken als de CoronaCheck app. Geen voorbeeld van hemelbestormende technologie. Maar een die in het verlengde van vaccinatiecampagne opeens een belangrijke plaats gaat innemen in ons verlangen naar vrijheid. Waar veel eerdere maatregelen een overduidelijke gedragscomponent hadden: verplicht thuiswerken, avondklok, anderhalve meter, is de toepassing van de CoronaCheck een technologische ingreep die ook het gedrag van de samenleving moet beïnvloeden. Bij het begin van de Coronacrisis was de veronderstelling dat iedereen op enig moment Corona zou krijgen en dat groepsimmuniteit zou ontstaan nadat zeventig procent van de bevolking in aanraking was geweest.

We leren dat we hier te maken hebben met een wat venijniger fenomeen. Maar de toon van het debat verandert waarbij een bepaalde groep bewust of onbewust tot de paria’s van onze samenleving worden gebombardeerd. Indien je je zelf niet vaccineert, dan is ziek worden toch eigen schuld dikke bult en verklaar je jezelf niet solidair met de samenleving. Alsof je je door roken of overmatig drinken solidair toont met dezelfde maatschappij. De CoronaCheck had tot 1 november een beperkte werking. Primair een ingang voor horecabezoek. Vervolgens volgt de terrasbeperking. Hierin zien we een langzame verschuiving, een beetje nudging, de geesten wat rijpen totdat we ineens de verandering hebben geaccepteerd waar we eerst zo op tegen waren en waar de CoronaCheck eerst een paspoort naar de vrijheid was, zo is het voor mensen nu in feite een beteugeling van de vrijheid is.

En nu de CoronaCheck langzamerhand in meer segmenten van de samenleving het bewijs voor vrijheid wordt, en we binnenkort mogelijk gaan zien dat werkgevers in het kader van een veilige werkomgeving de grens voor gebruik gaan verlagen, zien we de kleine permutaties. Net zo sluipend als het ontstaan van de klimaatcrisis, of meer individueel het ontstaan van een terminale ziekte, permuteert de toepassing van een technologie de samenleving. Drie G staat binnenkort voor drie keer geprikt. En waar deze technologie zich beproefd heeft in een strijd tegen de éne crisis, wordt het een geaccepteerd middel bij een volgende nog onbekende crisisbestrijding. Misschien iets om een rookvrije generatie te bewerkstelligen. Voeg er nog een vleugje gamification aan toe en wie weet waar het toe leidt.

Rationaliteit als redmiddel?

Stephan Pinker houdt in zijn nieuwe boek in hartstochtelijk pleidooi voor rationaliteit. Hij laat zien dat de wereld van logisch redeneren, van kritisch denken en denken in oorzaak en gevolg de mens tot grootste prestaties heeft gebracht. Maar dat er een keerzijde die even waar is, waar in de wereld van belangen, overtuigingen, alternatieve waarheden de optelsom irrationeel lijkt. Misschien is dat ook wel het effect van schijnbare autonomie van technologische ontwikkeling. Net zoals de modelleurs bij RIVM ontdekken dat het gedrag misschien wel een bepalende factor is. De ceteris paribus uit de economische modellen, is ook dat wat technologische ontwikkeling drijft. Maar niet het individuele gedrag van een Dr Strangelove: in het collectief van allerlei individuele gedragingen en belangen neemt technologie een vorm aan die ons autonoom voorkomt. Met dit dubbelsnijdend zwaard hebben we het te doen.

Zoals Pinker verwoordt: “Progress is shorthand for a set of pushbacks and victories wrung out of an unforgiving universe. And it is a phenomenon that needs tob e explained…. The explanation is rationality. When humans set themselves the goal of improving the welfare of their fellows (as opposed to other dubious pursuits and redemption) and they apply their ingenuity in institutions that pool it with others’, they occasionally succeed (Pinker, 2021).”

Bron

Steven Pinker, Rationality, what it is, why it seems scarce, why it matters (2021).