Categoriearchief: digitalisering

Rijkswaterstaat in de Zorg: een verleidelijke metafoor voor U-Zorg

“You and I come by road or rail, but economists (and health professionals and patients)  travel on infrastructure.”

Toegeschreven aan Margaret Thatcher (en aangepast)

Op de recente Zorg en ICT (2025) gaf Bianca Rouwenhorst een inspirerend betoog over de inzet van VWS om databeschikbaarheid en elektronische gegevensuitwisseling in de zorg te verbeteren. In haar verhaal schetste zij een treffende metafoor. Zij trok een analogie met het rijkswegennet. Hierbij gaat het niet enkel om de fysieke kenmerken van het wegennet – zoals asfalt en wegbreedte – het landelijke dekkend netwerk maar om alle generieke voorzieningen, regels en standaarden die de basis vormen van een robuust systeem. We kregen inzicht in de voortgang die geboekt is met het landelijk dekkend netwerk, de generieke functies, het landelijke vertrouwensstelsel, en mijngezondheid.nl.  Bewust kiest VWS voor een aanpak waarbij gegevens dicht bij de bron worden gehouden om elke schijn van een nieuw te vormen landelijke EPD te vermijden. 

De metafoor heeft niet alleen beeldende kracht: ze zet ook aan tot nadenken. Net zoals bij het wegennet geldt: buiten de hoofdwegen zijn er provinciale wegen en lokale straten, elk met een eigen bestuurlijke verantwoordelijkheid. Dit weerspiegelt de huidige gescheiden regionale zorgnetwerken, die soms slechts met incidentele middelen (zoals via IZA-budgetten) of met structurele financiering (denk aan de RSO’s) opereren. Heeft VWS dan ook een rol in de zorg die nu al lijkt op die van Rijkswaterstaat of is deze aan een nog in te richten autoriteit toebedeeld? En kwam bewust die verbinding – de governance – in de lezing niet aan de orde? Deze blog trekt de metafoor door, plaatst een aantal kanttekeningen en komt tot een drietal aanbevelingen.

De metafoor doorgetrokken

De bekendheid van Rijkswaterstaat ligt in haar duidelijke wettelijk vastgelegde taken: beheer van de hoofd- en vaarwegen, uitvoering van grote infrastructurele projecten, en het garanderen van een veilige en vlotte doorstroming van verkeer. Daarbij speelt ook de digitalisering een steeds prominentere rol, zoals in slimme verkeerssystemen en uniforme standaarden in de ICT. Rijkswaterstaat werkt als regie-organisatie onder het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en is opgebouwd uit landelijke diensten, regionale directies en projectorganisaties. De organisatie streeft ernaar de uitvoering – zij het via aanbestedingen of samenwerkingsverbanden met diverse marktpartijen – te realiseren op basis van vaste standaarden en Europese normeringen.

Deze aanpak roept de vraag op: wat zou een vergelijkbare regie kunnen betekenen voor de zorg? In dit verband pleiten sommigen voor de oprichting van een centrale uitvoeringsorganisatie, de Rijksdatastaat Zorg, zoals door ABD TopConsult voorgesteld, de ‘U-Zorg’. De analogie loopt als volgt:

  • Rijkswaterstaat: Beheert hoofdwegen en vaarwegen met een scherp oog voor veiligheid en continuïteit. RWS hanteert strikte normen voor ontwerp, bouw en onderhoud én een scherp oog voor doorstroming, verkeersveiligheid en waterveiligheid om de onze vitale infrastructuur te bewaken.
  • U-Zorg: U-Zorg neemt als een ‘Rijksdatastaat Zorg’ alle generieke bouwstenen voor elektronische gegevensuitwisseling – van het landelijk dekkend netwerk, generieke functies, doelarchitectuur en gemeenschappelijke standaarden als MedMij, informatiestandaarden en HL7 – onder één publieke hoede. In deze uitvoeringsorganisatie worden middelen, mensen en mandaat gebundeld om databeschikbaarheid, dataveiligheid en datasolidariteit als publieke waarden te bewaken.
Rijkswaterstaat (RWS)VWS – U-Zorg
Beheert rijkswegen, waterwegenBeheert generieke zorginfrastructuur (gegevensuitwisseling, standaarden)
Werkt onder ministerie IenWWerkt onder ministerie VWS
Standaarden voor verkeer en veiligheidStandaarden voor interoperabiliteit en gegevensuitwisseling (MedMij, HL7, etc.)
Samenwerking met markt en regio’sSamenwerking met zorgaanbieders, leveranciers, gemeenten, zorgverzekeraars
Regie op uitvoering, uitbesteding van werkRegie op uitvoering, reguleert leveranciers van zorgsystemen
Gebaseerd op publiek belang, veiligheid, continuïteitGebaseerd op publiek belang, continuïteit van zorg, dataveiligheid

U‑Zorg is dan de centrale uitvoeringsorganisatie, opererend onder VWS, die de generieke bouwstenen van de digitale zorginfrastructuur beheert. Hierbij zorgt U-Zorg voor gestandaardiseerde kaders (vertrouwensstelsel / doelarchitectuur), vergelijkbaar met de rol die RWS vervult in de infrastructuur. Cruciaal is het “arm’s length”-principe:

  • RWS: Houdt een duidelijke afstand tussen politieke sturing en dagelijkse uitvoering, zodat technische, veiligheids- en innovatievraagstukken zonder politieke inmenging worden aangepakt.
  • U‑Zorg: Moet op dezelfde manier opereren. De centrale organisatie legt verantwoording af aan VWS, maar behoudt voldoende autonomie zodat zij zelfstandig en efficiënt kan handelen in samenwerking met het zorgveld.

De uitdagingen en kanttekeningen

Elke metafoor heeft zijn grenzen. Terwijl de fysieke infrastructuur helder gedefinieerde taken heeft, is de zorg van nature anders georganiseerd. De zorg kent een decentrale en vaak private uitvoering, en verschillende zorgdomeinen blijven nog te weinig met elkaar verbonden mede door bestaande wetgeving. Hierdoor ontstaat een spanningsveld bij het toepassen van een ‘arm’s length’-model: de uitvoeringsorganisatie moet enerzijds onafhankelijk opereren en anderzijds nauw schakelen met diverse regionale en private partijen.

Tekstvak: Het Federatieve Model als alternatief
Naast de hierboven geschetste centrale aanpak is er ook het federatieve model als alternatief te overwegen. Zie ook mijn eerdere blog over de mogelijke scenario’s. Dit model voorziet in een fundamentele samenwerking waarbij een centrale organisatie de generieke functies – zoals standaarden, architectuur en certificering – beheert, terwijl de daadwerkelijke uitvoering en innovatie op lokaal of regionaal niveau plaatsvinden. Het Belgische eHealth-model (het Kruisbank-concept) is een illustratief voorbeeld hiervan.
•	In België is er gekozen voor een centrale coördinerende organisatie die via een multi-stakeholder bestuursstructuur samenwerkt met regionale en lokale partijen.
•	Deze aanpak maakt het mogelijk dat de centrale organisatie de noodzakelijke uniformiteit en regie bewaakt, terwijl de decentrale partijen de ruimte behouden voor eigen invulling en innovatie.
•	Dit federatieve model kan voor U-Zorg een minder zware maar effectief alternatief bieden, door enerzijds het publieke belang en de continuïteit te borgen en anderzijds de diversiteit en specialisatie van de zorginstellingen te respecteren.
Daarnaast is het model van Rijkswaterstaat, met haar centralisatie en uitvoeringsopdrachten via aanbestedingen, niet direct te vertalen naar een sector waarin bestuurlijke en organisatorische samenwerking in een decentrale context moet worden vormgegeven. De realisatie van U-Zorg vraagt daarom bestuurlijke professionals die sterk zijn in het samenspel tussen een centrale regie (VWS) en de uiteenlopende zorginitiatieven en belangen. Verbindend leiderschap is cruciaal. Het vraagt ook een model dat ruimte laat voor innovatie, lokale aanpassing en de belangen van zorginstellingen.

De weg vooruit: drie punten ter overweging

Vorming van een nieuwe uitvoeringsorganisatie in een veld met zoveel gevestigde belangen vraagt moed en doorzettingsvermogen.  Daarbij is de vorming van U-Zorg niet direct de meest eenvoudige oplossing. 

  • Het nut van centrale uitvoeringsorganisatie heeft zich bewezen in andere landen en past in het beeld van de EHDS. Maar is daarmee niet automatisch een best practice omdat de decentraal publiek en privaat georganiseerde zorg ook ruimte voor vraagt voor andere vormen van samenwerking;
  • De EHDS en de visie op het gezondheidsinformatiestelsel bieden een kader. Tegelijkertijd veronderstelt de vorming van een uitvoeringsorganisatie een herschikking van veel bestaande organisaties, al dan niet publiek gefinancierd.  Dat vereist aanpassingen in regelgeving en financiering. En zoals eerder betoogd het weghalen van het ego uit ecosysteem. 
  • Verbindend leiderschap, bestuurlijk vaardigheid en uitvoerend vermogen komen samen in het profiel van de leiders van U-Zorg, zeker ook om zorgvuldig te manoeuvreren tussen regie van VWS (politiek gedreven) en het zorgveld.

Dit verhaal – waarin Rijkswaterstaat als metafoor dient voor een toekomstbestendige zorginfrastructuur – voedt de discussie hoe we in Nederland de zorg digitaal kunnen organiseren, op een manier die zowel continuïteit als innovatie waarborgt. Ook een Belgisch voorbeeld is niet meteen de best practice. We moeten onze met EHDS in de hand richten op de next practice met oog op haalbaarheid en de snelheid die nodig is om de eerste stappen te zetten.

Dwalen, verdwalen en de weg weer vinden

Zorg en ICT, het jaarlijks hoogtepunt waar zorgmedewerkers en technologie-aanbieders elkaar kunnen treffen. Dit jaar waren het robots die de opening luister bij zetten. Of ze na de opening daarna later in de week hun kunsten gaan vertonen op de Kamasutra beurs is mij onduidelijk. Ik trok in ieder geval het walhalla van de Zorg en ICT binnen. En het Walhalla is als een marktplaats waarin er de stalhouders hun oplossingen presenteren. Je verleiden met koffie, worstenbroodjes of andere waren. Een markt met een continue stroom van mensen en geroezemoes, waar de wereld van het aanbod en de wereld van de vraag elkaar even raken.

De wereld van het aanbod

ICT is als term niet meer dekkend voor wat je op de beursvloer kan treffen, en elk jaar is het weer weer overweldigend. Slimme technologie voor de toekomst, van robots tot poppen, van slimme deuren tot slimme bedden, sensortechnologie, leefcirkels- en sluitsystemen, toegangscontrole, monitoringsystemen, domotica-oplossingen, medicijndispensers, bewijzering, werkplekondersteuning, zorgprocesoptimalisatie, valdetectie-ondersteuning, identity access management, een cybersecurityplein, ECD’s, EPD’s en heel veel AI-oplossingen om tot administratieve lasten vermindering te komen, roosterplanningen te verbeteren: de toepassingen zijn legio.

Toekomstvaste oplossingen die zorgmedewerkers meer tijd geven voor de zorgvrager en zorgprocessen effectiever kunnen laten lopen. Zo gaven in ieder geval de payoffs aan. De mens centraal, with the patient at heart, warme zorg, ecosystemen, slimme data-uitwisseling voor betere zorg, samen naar beter zorg zijn wat kreten die voorbijkwamen. De technologie is invasief in het zorgproces, de logistiek rondom het zorgproces, soms meer zorgprofessional en soms meer zorgvrager gericht. In de veelzijdigheid van het aanbod is nauwelijks een stabiele trend te ontdekken buiten dat de ruif waarin alle dienstverleners hun aanbod kunnen positioneren groot is.

Wat mij opviel is dat het platformdenken goed heeft postgevat. Vrijwel alle EPD en ECD leveranciers positioneren hun oplossing als een platform, vaak nog wel gericht op specifieke sectoren. Daarnaast zien we ook regionale platforms ontstaan die weer specifiek netwerkzorg ondersteunen. Hoe we in netwerkzorg die verschillende platforms weer aan elkaar gaan verbinden blijft ongewis en ook al deze platforms zich weer verhouden tot de landelijke infrastructuur is een vraagteken. Het is niet uit te sluiten dat met alle beschikbare financiële middelen punt-oplossingen het resultaat zijn.

De wereld van de vraag
Zo divers als aanbod van technologiedienstverleners is zo rijk is ook het buffet van inspirerende sessies waarin de zorg haar vraag, haar oplossingen en uitdagingen konden etaleren. FOMO bekroop me bij weer een iglo die ik moet overslaan vanwege een andere parallelle sessie of gewoon dat igloervaring van koelte buiten en warmte binnen de keuze vereenvoudigde.

Een belangrijk onderliggen thema dat in veel verhalen terugkwam hoe we nu praktisch kunnen omgaan met de uitdagingen die een stijgende zorgvraag en niet gelijk groeiend of zelfs afnemend zorgaanbod met zich meebrengen. Dit knelpunt kwam aan de orde bij de ziekenhuizen, de verpleegkundigen, de langdurige zorg en de geestelijke gezondheidszorg. Laat ik een paar thema’s uit de rijke dis opdienen.

Ouderenzorg is een groeimarkt
De komende decennia neemt de zorgvraag toe als gevolg van een ouder wordende populatie. Het zorgaanbod neemt voor een deel af door dezelfde demografische trend omdat instroom niet opweegt tegen de uitstroom. Er is dan ook een roep om innovaties die het zelfstandig wonen van ouderen en het zolang mogelijk voorkomen van zorg mogelijk maken.

Veel van die innovaties zijn er al maar vinden nog maar moeizaam hun toepassing bij de burger thuis dan wel de zorgprofessional. We moeten dan niet alleen denken aan het hele spectrum van elektronische gegevensuitwisseling, infrastructuren, gemeenschappelijke voorzieningen, maar veel meer aan spraakgericht rapporteren, beeldzorg, domotica-oplossingen of juiste middelen die de zorg direct ondersteunen: denk aan slimme matrassen, slimme sensoren of de thuisrobot. Iets waarvan mijn 87 jarige moeder dan zegt liever de kist in dan een robot in huis, maar voor veel mensen misschien wel een middel in de ondersteuning.

Ouderenzorg als groeimarkt vereist dat we niet alleen kijken hoe we het netwerk rondom de ouderen zorg kunnen verlenen maar ook met welke digitale middelen we kunnen inzetten in de thuissituatie. Een belangrijke noot hierbij is dat er ook bij de jonge generatie helaas een groeimarkt bestaat die veel meer op mentale zorg is gericht.

Technologisering van het beroep van zorgprofessional
Een al langere bestaande ontwikkeling is de technologisering van het zorgproces. Denk niet alleen aan de gerobotiseerde middelen in de IC, de monitoringsystemen maar ook zeker ook de rol van informatie in het zorgproces. Het niet kunnen beschikken over actuele informatie, medisch, medicatie of in toenemende sociaal en welzijn georienteerd, belemmert zorgprofessionals in de behandeling van de zorgvrager. De zorgprofessional is steeds meer ook een informatieprofessional. Ook zijn de verwachtingen over de rol die vele soorten van technologie kunnen spelen hoog. Arbeidsbesparende middelen, verfijnde robotchirurgie, zelfrijdende bedden, gedigitaliseerde logistiek.

Het beroep van de zorgprofessional verandert en de aandacht voor andere vaardigheden is vanzelfsprekend. Goed gestructureerd vastleggen is wellicht zo’n basisvaardigheid die net even wat meer vraagt dan een EPD training van een half uur. Want het gaat niet alleen om de vastlegging maar ook begrijpen wat achterliggende doelen zijn van die vastlegging. Toch zijn hier ook vanuit de zaal tegengeluiden: het mag niet ten koste gaan van de aandacht voor medisch verpleegkundig kennis en vaardigheden. Digitalisering van het zorgproces kan de afstand naar de patiënt of client vergroten. Als het bed zichzelf rijdt verdwijnt er weer een contactmoment. Niet goed voor de patiënt en niet goed voor de zorgprofessional. Tegengeluiden hebben hun waarde omdat het ons dwingt na te denken hoe we zorgprofessionals betrekken in de toepassing van technologie: technologische vernieuwing is pas een innovatie als deze ook in het werkproces wordt toegepast.

AI als gamechanger voor zorg en gezondheid
De dagen dat ik de beurs bezocht waren AI en databeschikbaarheid belangrijke onderwerpen. Deze onderwerpen zijn nauw met elkaar verbonden. Goede toepassingen voor AI vereisen beschikbaarheid van data en dan ook nog data van een goede kwaliteit. Bij de ontwikkeling van de visie op het gezondheidsinformatiestelsel was AI nog opkomend. Inmiddels zijn experimenten en toepassingen in diagnostiek, op maat behandelingen en vermindering op lastendruk volop in ontwikkeling. In de GGZ komen mooie voorbeelden voorbij voor de inzet van digitale assistenten of chatbots bij lichte psychische klachten.

Hierin botst de overtuiging dat AI de zorg menselijker, eerlijker, beter en nauwkeuriger maakt op vragen over bias, uitsluiting en juist vermindering van menselijk contact. Dat bij verpleegkundigen 100.000 FTE tijd aan administratieve handelingen wordt besteed en er tegelijk een tekort is van 68.000 verpleegkundigen laat het potentieel zien. Een gerichte datagedreven AI biedt ruimte in vermindering van administratieve lasten, capaciteitsplanning, continue monitoring en procesoptimalisatie. Het succes daarvan bereik je alleen samen met de zorgprofessional.

The knowing – doing gap
Als je dan na twee dagen beursgang de rust van de trein naar huis vindt en je laat alle beursprikkels achter je, besef je ook welke onderwerpen minder aandacht krijgen. In een van de eerste verhalen kwam de noodzaak van medisch curatief naar een sociale medisch netwerk nog aan de orde en ook de thematiek van eerlijke zorg. Dat hier een bestuurder van een UMC hiervoor een lans breekt is hoopgevend. De inzet op preventie en gezondheid moet scherper naar voren komen, ook in het beleid waar MinVWS voor zou moeten staan. Daarbij hoort ook de aandacht voor de toegankelijkheid van de zorg en de scheve levensverwachting die nog steeds postcode gebonden is. Een Trumpiaanse maatregel als postcodes afschaffen gaan daarin niet helpen.

In veel verhalen uit de praktijk kwam een groot doegehalte. Het doen was vaak nog wel gekoppeld aan een enkele organisatie of een enkel domein. Maar name waar het gaat om vernieuwing en verandering die nodig is zien we nog steeds de afstand tussen weten – het kennen – en het doen. Daarin past ook de oproep vanuit VWS niet te wachten. MinVWS schuift op van weten naar doen maar dat kan alleen in de vorm van samen. En dat blijft ingewikkeld in de manier waarop de zorg is georganiseerd en het denken in termen van zorg en minder in die van persoonlijke gezondheid.

Samengevat
• Zorgtechnologie groeit explosief, maar integratie blijft achter. Er is veel aanbod, maar het risico op puntoplossingen dreigt als we geen samenhang creëren.
• De zorgprofessional transformeert tot informatieprofessional. Technologie verandert het vak, maar moet altijd in dienst staan van het contact met de cliënt.
• AI biedt kansen voor verlichting, mits goed doordacht. Minder administratie en slimmere planning zijn mogelijk, maar vragen om aandacht voor realisatie samen met de zorgprofessional en samenwerking tussen mens en technologie.

Het SPEL van digitalisering in de zorg spelen we samen!

“A team is not a group of people who work together. It is a group of people who trust each other.” — Simon Sinek

Plotseling stond informatie-uitwisseling in de zorg weer in de schijnwerpers. In een zorgvuldig geregisseerd NOS-item legden een patiënt en een medisch specialist uit waarom gegevensuitwisseling zo cruciaal is – en waarom zowel zorgverleners als patiënten er nog steeds zo weinig van merken. De survey van de FMS gaf de aanleiding voor dit beeld: ondanks jarenlange inspanningen blijft echte vooruitgang uit. Een pijnlijke bevestiging van de lessen die ik twee weken geleden al deelde.

Opvallend aan de FMS-survey is dat deze niet alleen de stand van zaken in de zorg belicht, maar impliciet ook de relaties tussen het zorgveld, VWS en leveranciers blootlegt. Een complexe dynamiek van afhankelijkheden, waarin de zorgverlener soms net zo afhankelijk is van systemen en beleid als de patiënt van de zorgverlener.

Trauma’s uit het verleden en hardnekkige misvattingen

De discussies rond informatie-uitwisseling roepen oude trauma’s op, zoals het mislukken van het landelijk EPD in 2011. Dezelfde misvattingen duiken weer op: de roep om een nieuw landelijk EPD en extra wetgeving. Dit dwingt de minister tot erkenning van het probleem, maar ook tot de constatering dat een oplossing nog lang op zich kan laten wachten – zoals een patiënt vaak langer moet wachten op een diagnose of behandeling.

De misvatting

Het landelijk EPD was nooit bedoeld als een centraal register waarin alle patiëntgegevens van Nederlandse zorgvragers werden opgeslagen. Het doel was een landelijk schakelpunt waarin zorgverleners uit verschillende sectoren gegevens konden uitwisselen. Het mislukken van het project heeft niet geleid tot extra versnippering, maar de verbinding is simpelweg nooit gerealiseerd.

De geschiedenis hiervan begint in 2002, toen toenmalig minister Els Borst het initiatief nam tot een landelijk systeem. De wet sneuvelde in de Eerste Kamer vanwege grote privacyzorgen. De motie-Tan legde het ministerie vervolgens een verbod op om zich nog actief te bemoeien met het landelijk schakelpunt. De verantwoordelijkheid kwam volledig bij het zorgveld te liggen, dat al versnipperd was en bevestigd raakte in haar silo’s.

Het zorgveld aan de bal

In reactie hierop initieerde minister Edith Schippers het Informatieberaad Zorg, waarin bestuurders van koepel- en brancheorganisaties zitting namen. Leveranciers en regio’s werden hierin echter niet meegenomen. Het beraad richtte zich op domeinoverstijgende digitaliseringsopgaven en standaardisering.

Toch vroegen koepelorganisaties in 2018 om een nadrukkelijkere rol voor VWS, als enige partij die boven de sectorale belangen kon opereren. VWS moest regie nemen, niet alleen met geld en overlegtafels, maar ook met wetgeving. Dit leidde tot de Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz). Maar wetgeving is traag, en implementatie in processen en systemen vergt nog meer tijd. De bal kwam weliswaar bij VWS te liggen om kaders en voorzieningen te scheppen, maar het speelveld bleef verdeeld. De belangen van leveranciers vormen daarin een extra complicatie. Het is dan ook niet verrassend dat specialisten aangeven nog weinig van de veranderingen te merken – en dat geldt waarschijnlijk voor veel andere zorgverleners.

Wijzen naar elkaar helpt niet

Ik heb mijn kinderen geleerd: als je wijst naar een ander, wijzen er drie vingers naar jezelf. We lossen de problemen die patiënten en zorgverleners ervaren niet op door de bal op een ander veld te leggen. We kunnen blijven wijzen naar leveranciers die maar niet met gebruiksvriendelijke en betaalbare koppelingen komen, of naar VWS omdat bijvoorbeeld de implementatie van generieke functies nog steeds een uitdaging is. Maar meer wetgeving en een nieuw landelijk EPD zijn slechts een langzaam werkend perspectief.

Wat kunnen we doen?

In de versnipperde zorgwereld is de FMS een invloedrijke en ervaren speler. Zoals zij de kwaliteitsstandaard voor de Basisgegevensset Zorg (BGZ) heeft ontwikkeld, kan zij nu ook bijdragen aan:

  1. Gestandaardiseerde verslaglegging binnen specialismes en ziekenhuizen.
  2. Actieve samenwerking met huisartsen, apothekers en langdurige zorg.
  3. Druk op leveranciers om goed werkende en interoperabele systemen te realiseren.
  4. Druk op ziekenhuisbesturen om open in plaats van gesloten systemen te omarmen.

Kortom, het zorgveld moet nog meer midden in het spel gaan staan en digitalisering als een teamsport beschouwen.

De rol van VWS en leveranciers

Om digitalisering in de zorg écht vooruit te helpen, is samenwerking essentieel. VWS is geen onmachtige regisseur, maar een speler of coach die samen met het zorgveld moet werken aan de realisatie van strategie. De focus moet liggen op wat nú haalbaar en nodig is: niet meer wetgeving, maar de implementatie van robuuste voorzieningen, een landelijk dekkend netwerk, een platform zoals Cumuluz en gestandaardiseerde patiëntinformatie, zoals België dat doet met een domeinoverstijgende patiëntsamenvatting.

Leveranciers hebben hierin een cruciale rol. Het is tijd om af te stappen van gesloten systemen en actief bij te dragen aan interoperabele, werkbare oplossingen. Het zorgveld – inclusief medisch specialisten, huisartsen, langdurige zorg  en ziekenhuizen – moet gezamenlijk de druk opvoeren om te zorgen dat digitale oplossingen op een voor zorgverleners bruikbare manier in dienst staan van zorgverleners en patiënten.

Digitalisering is een teamsport

Om digitalisering in de zorg vooruit te helpen, moeten we afstappen van een verdeelde aanpak. De bal ligt niet bij één speler, maar bij iedereen. VWS biedt de voorzieningen en bewaakt de spelregels, het zorgveld geeft invulling aan de strategie en leveranciers leveren de technische ondersteuning.

Digitalisering in de zorg is geen wedstrijd die we kunnen uitspelen door naar elkaar te wijzen. Het is een teamsport – en het wordt tijd dat we samen het spel gaan spelen.